zaterdag 15 december 2012

Familiaire Verrassing in de Laatste Zeven Maanden van Anne Frank

Deze documentaire uit 1988, waarmee producent  Willy Lindwer een Emmy Award won, werd in 2011 opnieuw op de Nederlandse televisie vertoond. Ooit zag ik in een flits tijdens het zappen in Nederland een programma over Joodse vrouwen in het Verzet, en dat een van de vrouwen die ook voor deze documentaire geinterviewd werd, mijn moeders naam had gebruikt.
Waarom ik destijds niet achterhaald heb om welk programma het ging weet ik niet. Waarschijnlijk had ik geen programmagids, misschien was ik te onthutst er bij stil te staan dat ik dat kon doen. Wel weet ik dat ik het, de eerstvolgende keer dat ik mijn moeder zag, aan haar vertelde.
     "Nou, zo zie je maar," zei ze op een heel zelfingenomen manier, terwijl ze met de pose die ze aannam duidelijk maakte dat ik van haar geen cent wijzer zou worden.

Vanavond zit ik ver van Nederland en dankzij Uitzendinggemist.nl naar een documentaire te kijken waarvan ik dacht dat die in 2011 is gemaakt, maar dat blijkt dus niet zo te zijn. 
Joodse vrouwen, tijdgenoten van Anne Frank, die de Tweede Wereldoorlog, en de kampen hebben overleefd, doen hun verhaal. Plotseling zie ik mijn moeders naam, en handtekening. Ik stop de video, ga een stukje terug, maak een 'screen shot'.


Ronnie Goldstein-van Cleef die er niet zo Joods uitzag kon Verzetswerk doen. En gebruikte mijn moeders naam, en persoonsbewijs of paspoort. Het ontbrekend stukje van de puzzle, waar ik al jaren mee bezig ben.

En nu kom ik er achter dat het verhaal van mevrouw Goldstein in 2005 is opgetekend door Saar M. Roelofs, en ik heb haar boek d.m.v. 'inter library loans' besteld bij de Library of Congress. Wie weet vind ik op die manier uit hoe het zat met dat identiteitsbewijs. Waarschijnlijk gewoon vervalst door het clubje Verzetsmensen in Den Haag. Hoe dan ook heb ik daar weer zelf een verhaal over in petto, dat je kunt lezen wanneer mijn boek uit komt.

Het gekke is dat ik een klein stukje van die documentaire heel lang geleden al heb gezien, of misschien was het in een ander programma. En destijds heb ik dat aan mijn moeder verteld, dat een Joodse vrouw onder haar naam werkte. 'Zo zie je maar,' ze keek me met haar armen over elkaar geslagen hoogst vergenoegd aan, dat was alles.

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

vrijdag 28 september 2012

De Rode Draad - Stedelijk Museum en OMA Bibliotheek in Seattle

Het Stedelijk is open!
Vanmorgen zag ik op de Google+ pagina van Het Stedelijk Museum in Amsterdam een foto die Martijn van Nieuwenhuyzen had gemaakt van proostende Rineke Dijkstra en Marlene Dumas tijdens de feestelijke (her)opening van het Stedelijk. Twee vrouwelijke kunstenaars van Neerlands bodem (ook al is Dumas in Zuid Afrika geboren) die wereldwijd grote bekendheid genieten.

Twee maanden geleden gaf ik in Seattle een rondleiding van de bibliotheek van Rem Koolhaas aan belangrijke donateurs van het Hammer Museum in Los Angeles. Onder de gasten bevonden zich Leonard Nimoy and zijn vrouw Susan Bay, oftewel Mr. and Mrs. Spock, zoals het bibliotheek staflid grapte toen ze vroeg of ik die 'tour' voor mijn rekening wilde nemen.

♔ postnl artikel 321161
Susan Bay's eerste vraag aan mij: 'Are you going to the opening of the Stedelijk?' en daarop volgend, 'Do you know Marlene Dumas?'

Pal voor de ingang van de bibliotheek herinnerde ik me een ontmoeting zo'n 30 jaar geleden. Terwijl ik op bezoek was in de werkruimte van Ralph Wingens, produceerde Marlene in sneltreinvaart, op grote stukken papier die ze in het voormalig schoollokaal op de grond had gelegd, een serie bruut neergezette schilderijen in een op het eerste gezicht kinderlijk, na langer kijken van schoonheid ontdaan rauw en misschien juist daarom sophisticated handschrift. De juxtapositie bracht me in verwarring. Ik was onder de indruk. Dertig jaar later (en eerder al) is duidelijk dat Marlene Dumas wist wat ze deed.

"You're the silver version of her gold," zei mevrouw Nimoy. Zij doelde daarmee op ons haar. Maar juist omdat ze de opening van het Stedelijk had genoemd, waar ik niet aanwezig zou zijn, en waarschijnlijk vanwege de Olympisch Spelen die net van start waren gegaan, associeerde ik haar opmerking met het behalen van goud, zilver of brons.

Ondertussen staarde Leonard Nimoy me aan, alsof hij in gedachten een dubbelportret zag. Dat staren zou hij de hele rondleiding blijven doen. Zelfs toen hij me bij het vertrek, zich achteroverbuigend tussen het detectie poortje een krachtige handdruk gaf om me te bedanken, veranderde er niets in zijn gelaatsuidrukking.

"Dead pan, just like Spock," zei mijn man toen ik hem dat vertelde. Een fotograaf met wie ik als 'runner' en productiefotograaf te maken kreeg tijdens de opnames van de 'Antiques Roadshow' in Seattle herinnerde zich een zelfde intentie in de blik van Nimoy, en ook hoe aardig hij was. In een interview met Nimoy las ik dat hij na veertien jaar vijf dagen per week Spock gespeeld te hebben moeite had de rol af te leggen. Het had hem een geduldiger mens gemaakt, want opblazen van woede was er niet bij. Zo worden we uiteindelijk min of meer wat we doen, de schilder, de fotograaf, de acteur, de luisteraar, lezer en de schrijver.

Het zien van die foto vanmorgen deed me aan het bovenstaande denken, in een flits werd heden en verleden met elkaar verbonden.

Of het nu gaat om zilver, goud, of brons, er is een rode draad die de personages in dit verhaal verbindt, en die rode draad staat voor passie.

Wanneer je terugblikt, is de kleur van je passie veranderd, of meer intens geworden?



Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

vrijdag 21 september 2012

Winkelstories - broodje aap

Vanmorgen kom ik terecht bij de WinkelStory over Boekhandel Scheltema dankzij mijn nieuwsgierigheid naar de boekhandelketen selexys (zonder hoofdletter) 'de boekwinkel met een verhaal'.

Eind maart van dit jaar ging het niet goed met selexys, de verkoop binnen boekhandel's met een echte pui (in tegenstelling tot virtuele) ging slecht vanwege de juist goede Internetverkoop. Volgens Wikipedia zou selexyx begin april samen zijn gegaan met De Slegte en waren beiden overgenomen door ProCures. Bestaande boekhandels zouden hun eigennaam terug krijgen, met toevoeging van DeSlegte. Maar nu zien we juist dat de namen van de winkels gevolgd worden door selexyz.

Verkoopt Wikipedia nu een broodje aap, of zit er nog een staart aan het verhaal dat nog niet verteld is?












Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

donderdag 30 augustus 2012

Dikke, goedgevulde of platte tiet?

DE HEMA HEEFT HET!

Foto: HEMA ontwerp Hiske Elferink
Hiske Elferink van de TU Delft heeft de HEMA ontwerpwedstrijd publieksprijs 2012 gewonnen met haar Decolleté portemonnee (ik typte portemonnaie —fout!). Terwijl ik haar de prijs niet misgun, vraag ik me af of de juryleden wel echt nagedacht hebben over de werkelijke werkzaamheid van het ontwerp. Ja, de portemonnee voldoet aan de criteria die de ontwerpster zichzelf had gesteld.
'simpel, spatwaterdicht en wasbaar, blijft op z’n plek zitten en er past ongeveer vijf euro aan kleingeld, wat papiergeld en een pas in.'
Volgens mijn vader hadden de paarden en veehandelaren het op de markten altijd over de 'dikke tiet' in de zin van een goedgevulde beurs die ze uit hun binnenzak haalden, op de plaats van het hart, of de tiet. Is het mijn fantasie die op hol slaat wanneer ik denk dat het leven van een rijke veehandelaar wel eens gered kan zijn geweest door zo'n stevige portefeuille (typisch voor biljetten, want kleingeld, dat hield de man natuurlijk in zijn broekzak)? Misschien heb ik het wel eens hier of daar opgevangen, dat een kogel of messteek niet door die laag leer en papier kon komen. Hoe dan ook, zo'n eenzijdige dikke tiet betekent voor een veehandelaar dat hij goed boert.

Zal de draagster van een décolleté portemonnee een zelfde indruk maken, met één van de cups raar afgeplat, en zou ze dat leuk vinden?

Het doet me denken aan de hard kanten torpedobustenhouder die mijn moeder voor me kocht toen ik een tiener was. Bij het slow dansen op het schoolfeest was mijn huid niet alleen geschaaft door die ellendig harde stof, beide cups waren ingedeukt! En dat zag je meteen zodra mijn danspartner en ik ons van elkaar losmaakten. Schaamrood op mijn kaken!

De naam van winnende ontwerp is misleidend. Vrouwen stoppen al eeuwig waardevolle zaken in hun decolleté. Dat is de gleuf tussen de borsten, en slaat niet op de borsten zelf, ook al hangt de schoonheid van een decolleté natuurlijk wel af van het borsenpaar. Papiergeld in je bh schuiven, dat is tot daar aan toe, maar papiergeld, kleingeld en een pas in een beursje boven op je tiet? Dat lijkt mij nou echt helemaal niets!

Wat denk jij?

Afgaand op de reakties op de Facebook Pagina van de HEMA zien vrouwen het juist wel zitten. Eentje schrijft: 'Hoe groter de cup, des te meer er in past.' Hoe kan dat nou, denk ik bij mezelf. En opeens dringt tot me door dat de nieuwe bh's van die voorgevormde zijn, met extra schuim waardoor de buste groter en ronder lijkt. Misschien dat het beursje de plaats van het schuim inneemt? Is het dan niet handiger om er maar meteen twee te maken, voor iedere cup eentje? Als ik mijn autosleutels er in kwijt kan, dan ben ik verkocht.

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

woensdag 22 augustus 2012

Ghost Writer Jan Cremer

Vanmorgen liet Jos Paanakker, een oude bekende van mijn middelbareschooltijd in Groningen, me weten dat hij een brief van Jan Cremer geadresseerd aan mij op Facebook had gelezen en dat hij (er) meer (van) wilde weten.

Toevallig (?) had ik net gisteren Cremer's brief van 17 februari 2010 beantwoord. Schaamteloos verlaat lijkt dat, maar in feite was de zijne een antwoord op mijn brief gedateerd 16 februari, 2010, dus de dag ervoor. Blijkbaar had ik destijds geen reden gezien om de correspondentie voort te zetten.

Zelfs toen ik een jaar geleden van Ferdinand Dorsman hoorde dat de zoon van Jan Cremer architect was, en we bedachten dat ik in ieder geval Cremer Jr. ter zijner tijd wel eens een rondleiding van de bibliotheek van Rem Koolhaas in Seattle zou kunnen geven, leek het niet nodig dat aan Sr. te schrijven. Ferdinand zou er voor zorgen het de Cremer's ter ore zou komen. Pas in maart van dit jaar kwam ik er achter dat Ferdinand niet lang na onze kennismaking overleden was.

Galerie Clement Poster
Bij het opschonen van mijn vijf e-mail accounts kwam ik mijn correspondentie met Jan Cremer over galeriehouder Alexander Donskoy tegen. Een goede reden om meteen terug te schrijven. Toen ik las dat de brief van Cremer aan mij op Facebook te lezen was sloeg de angst me even om het hart. Was mijn e-mail te lezen op het Internet? Wat had ik fout gedaan? Doe niet zo gek Piet Paranoiet, zei mijn redelijk denkend ego, Jan Cremer woont op Ibiza, evenals Jos, die oude bekende van jou. Ik stelde me die twee al voor, ieder met een espresso in de ene, en een iPhone in de andere hand, e-mail checkend bij de plaatselijke Hot Spot.

Waar vond je die brief? vroeg ik aan Jos op Facebook. Hij meldde even later enkel dat mijn naam al verwijderd was. Mijn speurneus leidde me via Ik Jan Cremer naar het Letterkundig Museum alwaar ik de volgende tekst tegenkwam:

Om de nieuwe generatie te bereiken en de oudere te laten nagenieten, worden Cremers social media bijgehouden in de stijl van de Jan Cremer uit de jaren zestig. Rebels, opstandig en een tikje seksistisch. Zijn status-updates zijn doorspekt met originele citaten uit zijn oeuvre.
Aangezien Cremer ook andere dingen te doen heeft, wordt hij geassisteerd door de jonge schrijfster Elfie Tromp. Zij houdt zijn dagelijkse updates bij en speelt belangrijke reacties door naar Cremer. Zo is hij online toch vindbaar, ook voor een nieuwe generatie.
Aha!
Ondertussen dacht ik toch ook: Mijn naam verbonden aan die van Jan Cremer in een correspondentie, dat is leuk. Goed voor de toekomst van mijn boek over een diamantslijper/ kunsthandelaar/ entrepreneur die na de 2de Wereldoorlog kans ziet professioneel kunstenaar te worden dankzij de Beeldende Kunstenaars Regeling oftewel BKR. Een man die rond zijn 50ste de wens van zijn geliefde in vervulling laat gaan —kunstenaarsvrouw te worden— opdat zij hem een kind zal willen schenken.  

Blijft de vraag: Waar is die brief nu toch te lezen, en wie heeft 'em geplaatst, Cremer zelf, of Elfie Tromp?
  
Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

woensdag 15 augustus 2012

De beste schrijfdocenten van de wereld

Op Facebook zie ik de omslag van nummer 3 van het blad Schrijven met het portret van Robert McKee. Inzoemend op de foto kan ik de bijgaande tekst lezen: 'Wie is deze man en waarom is hij de beste schrijfdocent van de wereld?'

'Eén van de beste', zou ik zeggen, want de populariteit van John Truby's Writers Studio liegt er ook niet om.


Truby's Advanced Screenwriting
In de periode 1989-'90 heb ik een aantal workshops bij John Truby gevolgd. Waarom bij hem en niet bij McKee? Het zal een kwestie van aanbod op het moment dat ik daar was zijn geweest. Hoe dan ook was ik tevreden met mijn keuze. Truby wist waar hij het over had, en ik gebruikte zijn 'story analysis' om lijn te geven aan een verhaal waar ik mee bezig was. Ik maakte Outlines for een paar scenario's en vervolgens nam mijn leven een andere wending. Ik stopte mijn notities en de casette met tapes in een lade en vergat de rest. Althans daar leek het op.

In november 2010 schreef ik onder auspiciën van NaNoWriMo (National Novel Writing Month) een roman. Het ging in feite om een verhaal dat voorafging aan dat van een ander boek. Een paar maanden later, i april, werd door het NaNo team Script Frenzy aangekondigd, en ik besloot om van mijn roman een filmscript te maken.

Hoewel ik zelfs 20 jaar eerder niet veel verder was gekomen dan het schrijven van een outline kwam wat ik geleerd, en blijkbaar toch goed opgeslagen had, weer boven. Dankzij tips van het ScriptFrenzie team kreeg ik het voor mekaar. Ik had mijn eerste scenario geschreven. Mijn tekst:

Dank aan NaNoWriMo & Script Frenzy plus
John Truby, de beste schijfdocent van de wereld.

Who helped you accomplish your goal?

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

zondag 15 juli 2012

Aalbessen en Aardbeiensoep ruiken naar zomertijd

'Ga even bessen plukken Ju,' zei mijn moeder toen we nog op Allardsoog woonden. 'Doe maar enkel de rode. Al plukkend snoepte ik van de iets minder zure, maar beetje wild smakende zwarte bessen van de struiken die naast de rode bessen struiken groeidedn. Nadat ik een vergiet vol had met trosjes, waste ik ze zorgvuldig onder de pomp. Daarna gaf mijn moeder me een diep bord en een fork en mocht is ze afrissen. Het water loopt me in de mond wanneer ik er aan denk. Een schep suiker er over heen gesprinkeld, en na het eten stonden de rode aalbesjes in een bad van hun eigen jus. Heerlijk over de yogurt of gele custard vla.

Dat ik allergisch was voor aardbeien moeten mijn ouders destijds al geweten hebben, maar ze wilden me de rode vruchten die in onze voortuin rijpten niet onzeggen. 
Aardbeiensoep was een geliefd dessert, op het smulweb staat een recept waar witte wijn voor gebruikt wordt, wij deden het zonder. Met of zonder alcohol, ook dit doet me het water in de mond lopen, maar ook denken aan de enorme galbulten die mijn armen en benen ontsierden. 
Als volwassene krijg ik jeukende uitslag van aardbeien in iedere vorm en hoedanigheid rond mijn ogen. De geur alleen al lijkt een reactie te veroorzaken. Maar kijken naar deze prent kan geen kwaad.

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 3 juli 2012

Kafka-esk Verre Familie van Praag

Het is de geboortedag van Frans Kafka. 

Omslag van The City of K.
Op deze dag in 1983, zijn 100ste geboortedag, bezocht ik Kafka's graf in Praag. Ik wist welke bus ik moest nemen, maar niet waar ik uit zou moeten stappen. Iedereen, inclusief de buschauffeur keken me niet begrijpend aan.

Uiteindelijk nam een vrouw van rond de dertig me bij de arm, en zei in haperend Engels dat het tijd was om uit te stappen, en dat ze me de weg zou wijzen. Toen we in de buitenwijk op de stoep stonden legde ze uit dat het laten blijken van interesse in Kafka mensen in Praag gevaarlijk kon lijken. Zij was fotografe, en was er op uitgestuurd foto's te maken van de speciale bijeenkomst op de begraafplaats.

Tot mijn verbazing hadden zich inderdaad een flink aantal mensen rond het graf van de schrijver geschaard. Een van hen, een Brit die zei rabbijn te zijn, deed academisch onderzoek naar Kafka. Hij was door de overheid van een wagen met chauffeur voorzien. 'Zo houden ze in de gaten waar ik ga, en wat ik doe.'

Hij nodigde me uit om met hen mee terug te rijden naar de stad, en we gebruikten de door de Joodse gemeente aangeboden lunch, in het door mij reeds eerder bezochte gemeenschapshuis, om de hoek van de ruim 500 jaar oude synagoge. De soep was weer dun, de kool te gaar, het vlees, als het er al was, herinner ik me niet. De Brit nodigde me uit om de volgende dag, na een lunch bij een veel beter restaurant, met hem mee te gaan naar Theresiënstadt.

Zo gezegd zo gedaan, ik stak de volgende dag tegen het lunchuur de rivier over, en volgde de stijle weg van keien die naar het burchtwijkplein leidt. De Brit en zijn chauffeur zaten pontificaal aan een tafeltje op het terras van een chique restaurant tegenover de burcht op me te wachten. Onder het genot van wat zonder twijfel de beste maaltijd was die ik ooit in Praag had genoten, leerden wij drieën elkaar beter kennen. De chauffeur bleek een schrijver te zijn, die zich gedeist hield, maar 'ondergronds' aktief was. De Brit legde me uit dat niet iedere 'rabbinical scholar' een gemeente hoefde te hebben. Ik vertelde hen dat mijn achternaam 'from Prague' betekende en dat ik op zoek was naar mijn 'roots'.

http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Holocaust/terezin.html
Gasoven - Foto Mark Talisman
Eenmaal aangekomen in Theresiënstadt zag ik kans op mijn eentje rond te lopen, ik miste daardoor de rondleiding die de chauffeur gaf, maar wilde de gelegenheid hebben alles grondig in me op te nemen. De verlaten stad met echte huizen, en het nabije concentratiekamp maakte een onuitwisbare indruk. Bij het zien van gasovens raakte ik in verwarring, ik dacht dat er geen gaskamers waren in Theresiënstadt? Dat klopte, maar mensen gingen bij bosjes dood van honger en uitputting.  Vandaar de crematoria and de met gas gestookte ovens.

Op de weinige bezoekers na was de stad spookachtig uitgestorven. Uiteindelijk was het toch een museum van Hitler's kunsten. Ik was misselijk van wat ik had gezien, en het leek me smakeloos om souvenirs te kopen van de vrouw die in het informatiewinkeltje werkte.

De Brit leek minder aangeslagen dan ik. 'sAvonds na het diner in het restaurant van zijn hotel, waar hij me voor had uigenodigd omdat ik elders toch niets goeds te eten zou kunnen krijgen, stelde hij voor dat we een wandelingetje zouden gaan maken. Geen gek idee, vond ik. Hij wilde zich even verkleden, en haalde me over om niet in de lobby te wachten, maar mee te gaan naar zijn kamer, waar hij probeerde me aan te randen. Ik sloeg hem van mij af, en vertrok daarop meteen, woest op mezelf, en op hem. Ik heb hem nooit meer gezien en ben zijn naam met opzet vergeten.

Mijn onlangs overleden neef Julien van Praag ontdekte tijdens genealogisch onderzoek dat wij heel verre familie zijn van Frans Kafka. Dat verklaart veel.

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

Vuurwerk is Gevaarlijk - Wapens Dodelijk

Space Needle Fireworks
Op 4 juli, in de Verenigde Staten vaak 'The Fourth' genoemd, wordt Independence Day gevierd ter herinnering aan 4 juli 1776, de dag dat de Amerika's onafhankelijk werden verklaard van het moederland, Engeland.

Een paar dagen voorafgaand aan deze feestdag, die in heel Amerika —en ook daarbuiten door expats— grootscheeps wordt gevierd, wordt door burgers al hier en daar (illegaal) vuurwerk afgeschoten.

Terwijl wij zelf nog wel willen denken dat het sporadisch knallen afkomstig is van de schietbaan waar de politie oefent, een aantal kilometers van ons huis, onze hond geeft onmiddellijk aan dat het om iets veel griezeligers gaat. Ze spits haar oren, legt ze vervolgens in de nek, en sluipt met ontkrulde staart tussen de benen door de kamer, op zoek naar een schuilplaats.

Zaterdagavond laat hoorden we regelmatig geknal, en ik had al een bedje voor Moka onder het bureau gemaakt, vanwaaruit ze me met angstige ogen in de gaten hield. Tijdens het tandenpoetsen hoorde ik schoten, maar mijn man hield het op vuurwerk. Later, nadat we naar bed waren gegaan, werden we alle drie tegelijkertijd wakker door een opeenvolging van sirenes. Dat geluid te horen is niet ongebruikelijk, de brandweer trekt er vaak op uit, zelfs wanneer #911 is gebeld vanwege een hartaanval of een beroerte, of lelijke val staat de brandweer eerder voor de deur dan een ambulance. Maar deze keer hield het wel heel lang aan, een opeenvolging van allerlei sirenes, die van verder leken te komen dan de uit de kazerne vertrekkende brandweerwagen.

Mijn man mompelde iets over brand, of ongeluk, en sliep verder, maar daar de sirenes door raasden van 1:30 - 2:15 uur, bleven de hond en ik alert.

Uiteindelijk ben ik opgestaan, heb een kop thee gemaakt en ben in de woonkamer op de bank gaan zitten met De schapen en de bokken van Kristien Hemmerechts op schoot, en de hond naast me. Nog steeds hoorden we af en toe sirenes.

Nieuwsgierig naar wat er aan de hand kon zijn, en ook wat ongerust, raadpleegde ik de berichtjes op Twitter.

Niemand uit onze buurt had gereageerd, maar de Twitteraar voor het West Seattle blog (wat ik volg omdat we eerder in WS woonden) wist al dat er onraad was, zo'n 16 km van zijn huis.


Volgens hem was het een enorme opkomst van hulptroepen, zijn scanner liet zien dat er alleen al 5 Medic units op uit waren getrokken, en groot aantal politiewagens. Blijkbaar was er was iets heel erg fout gegaan op een eindexamen feest.

Zondagmorgen rond 8.34 uur deed KOMO tv verslag over wat een onduidelijke situatie bleef. We zouden nog tot maandagochtend moeten wachten om in The Seattle Times te lezen dat er vijf mensen gewond waren geraakt en een 21-jarige-vrouw overleden aan de gevolgen van een schotwond in haar onderbuik. Iemand zou in de lucht geschoten hebben, waarna paniek ontstond en anderen gingen schieten.

Het idee dat mensen gewapend naar een eindexamenfeest gaan is toch van de gekke? Wat was er in hemelsnaam gebeurd?

Wordt er in de V.S. sterke drank, of zelfs wijn of bier geschonken dan moeten feestgangers aantonen dat ze de gerechtigde leeftijd hebben bereikt om te mogen drinken. In principe wordt aan iedereen gevraagd een identiteitsbewijs te tonen. Om aan die eis te voldoen, maar ook om ongewenste elementen (lees: gang members) buiten de deur en tuin te houden, had de gastheer (vader van de organisator van het feest) mensen ingehuurd. Die 'bouncers' gingen echter weg voor het feest ten einde kwam. Leden van een 'gang' die eerder toegang geweigerd waren, maar blijkbaar voor het huis rondhingen, zouden gereageerd hebben op het horen van een 'firecracker'. Denkend dat er op ze geschoten werd zouden ze zelf zijn gaan schieten. Dat is het verhaal op het moment.
Ai-ai-ai.
Maandagavond verscheen een goede vriend van het overleden meisje op tv, hij hield zich groot tijdens zijn tirade, maar hield het niet droog. De vader van de jonge vrouw hadden ze nog niet weten te bereiken, die zat op een boot ergens op het water van Puget Sound of misschien wel verder.

Er is een enorme hoeveelheid hulzen(±30) gevonden door de politie, ongeveer zoals je de restanten van vuurwerk vindt de dag na een feest.

Vuurwerk kan mensen verwonden en maakt dieren bang. Vuurwapens zijn dodelijk.

Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

zaterdag 9 juni 2012

Ajax, de Joden, Nederland - geleende titel


Mispogelogie, wie kent het niet? 

Mijn vader zei altijd dat Max en Jaap van Praag achterneven waren, en Maud van Praag, die quizmaster Theo Eerdmans assisteerde, een achternichtje. En eigenlijk waren alle overlevende Jidden die mijn vader kende een beetje familie van ons. Zonder twijfel durf ik te stellen dat het was vanwege het gebrek aan echte eigen mispoge. 

Simon Kuper geeft dat mooi weer in zijn boek Ajax, de Joden, Nederland. Voor Maup Caransa bijvoorbeeld was Ajax net een goeie familie.

Leden en afstammelingen van mijn vaders familie begon ik pas tegen te komen in 1990. Eerst ontmoette ik bij vrienden in Los Angeles mijn nicht Beatrice, de enig overlevende van het gezin van mijn vaders zus Beppie en haar man Simon. Het idee familie te hebben van mijn vaders kant was me nog flink vreemd. Toch had ik plotseling twee achternichtjes, die ik in de loop der jaren zo nu en dan heb ontmoet, in L.A., in Parijs en Amsterdam. De groei van de nieuwste spruit aan hun tak kunnen we dankzij technologie volgen.

In 1993 kwam ik voor het eerst in contact met mijn halfbroer Max (Maupie), en wel in Amsterdam, terwijl hij nog voor mijn geboorte Canadees staatsburger was geworden. Na zijn pensionering reisde hij als "snow bird" tussen Vernon, BC, Canada en Laughlin, Nevada en daardoor zag ik hem, nadat ik met mijn man naar Seattle was verhuisd, tot zijn overlijden in 2002, zo'n twee maal per jaar. Zijn zoon Ron, die uit Japan was gekomen om zijn vader in levende lijve te ontmoeten leerden we pas kennen in oktober 2002. We hebben, in het bijzijn van mijn man, Max zijn as verspreid op het water tussen de kust van B.C., de V.S. en Vancouver eiland.

In 2000 kreeg ik een mailtje uit België, 'Nee, u kent mij niet,' begon de tekst geschreven door Kristien, de vrouw van ene Karel. Na haar stamboomonderzoek bleek hij een volle neef van mij te zijn. Dankzij een dineetje bij hen thuis leerde ik zijn oomzegger Julien kennen. Online kreeg ik bovendien contact met Peter, één van Karels kinderen.

In 2002 ontving ik in antwoord op mijn oproep in de Benjamin, het blaadje van het JMW een brief van mijn volle nicht Edith, waarna ik haar in Rotterdam belde en we lange tijd spraken. 'Volgende keer bel ik jou,' zei ze. 

In september 2010 maakte haar zus Lily contact met me d.m.v. een vriend van haar die een berichtje postte op de door JHM gelanceerde Joodse community pagina. Toen hoorde ik pas dat Edith niet lang na ons gesprek was overleden, en over het bestaan van Edith's twee dochters, Marion en Leticia, en Lily's dochters Lilian en Mary-Ann. Die vier achternichtjes (van mijn leeftijd) hebben allemaal een partner, en drie van hen hebben tezamen zes kinderen. De drie van Leticia en haar zelf heb ik al ontmoet, heerlijke herkenning in gedeelde interessen, en toch ook geschiedenis. Ik hoop de andere familieleden ook te mogen leren kennen.

Nog was de ontdekkingstocht niet voorbij. Vorig jaar september werd ik verrast door wederom een e-mail uit België. Slechts een paar maanden na het overlijden van neef Karel, maakte zijn oudere broer Julien contact met mij (hun oudste broer Maurits was al overleden). Wij hebben de eerste weken praktisch dagelijks met elkaar van gedachten gewisseld, na een paar maanden wekelijks, tot zijn overlijden in Mei hebben we zo'n 160 mailtjes aan elkaar gestuurd. In hem vond ik een  ouder familielid waarin ik zowel mijn vader als mijzelf herkende. En dankzij Julien heb ik kennis gekregen aan zijn dochter Martina en zoon Martin. 


Na jaren blijk ik toch een eigen mispoge te hebben, mijn vader moest eens weten.




Deze tekst door Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

woensdag 16 mei 2012

Is een schrijver een tovenaar?


In de V.S. heb ik 'Young Adult' boeken leren waarderen. Die bestonden niet echt toen ik de leeftijd van de doelgroep (18-25) had, en ik vraag me af of ik in die tijd wel interesse zou hebben gehad voor wat 'men' bedacht voor mijn leeftijdsgroep. Er is nogal een verschil tussen mensen van 18 en van 25! Bovendien viel ik daar eigenlijk toch buiten, ik had al huisje, boompje, beestje op mijn 16de ha, ha. Mijn vriend was negen jaar ouder dan ik, en die ene keer dat hij me met een 'flut roman' aantrof sprak hij er zo laatdunkend over dat ik dat boek maar snel weer naar de bibliotheek heb gebracht. 


Gisteren sprak ik met een serieus dichteres, een vrouw die alles af weet van kwatrijn tot sonnet en rondeel, van 'de klassieken', maar ook 'Beat Poets'. Ze had een verhaal over een vriendschap tussen twee dichters geschreven in dichtvorm, dat zo'n 250 pagina's vult in allerlei mogelijke dichtvormen. Ze vertelde over haar favoriete flut, de 'cozies' oftewel een sub genre van 'mysteries', die ze leest om zich te ontspannen. Noem het geen flut, want dat is het niet.

TinekeBeishuizen is een Nederlandse schrijfster die o.a. cozies schrijft. Fijne boeken om een middagje mee door te brengen, niet zwaar, vlot geschreven, een spannend en humoristisch verhaal waar je eventueel 's avonds mee in bed duikt omdat je het per se wilt uitlezen.


De jonge vrouw die met mij en de dichteres in Seattle op de trap voor het Richard Hugo Huis zat, waar we elkaar dankzij de 'Meetup - Seattle Women Who Write' hadden ontmoet, schreef Young Adult Fantasy. Zij gaf een beschrijving van het boek waar ze mee bezig was. De dichteres herkende onmiddellijk de verschillende personages, waaronder de 'mages'.
'Mages' wat zijn dat? Vroeg ik.
De dichteres leek nog meer verbaasd dan de jonge schrijfster die qua leeftijd haar (of mijn) dochter zou kunnen zijn. 'Mages' zijn tovenaars, zei ze.

O, natuurlijk, dacht ik, Tolkien's 'In de ban van de ring' heb ik als nog in Nederland wonende Young Adult in het Engels gelezen. Bij Gandalf denk ik 'magician', niet aan tovenaar. Maar omdat ik geen voorliefde heb voor 'fantasy en scifi' is het begrip 'mage' aan me voorbij gegaan. Terwijl ik dit schrijf schiet de gedachte door mijn hoofd dat het komt omdat mijn man en ik onze dochter niet hebben zien opgroeien. Zij had vast boeken in huis gehaald die we gemist hebben. Behalve 'In de ban van de ring' dan, de trilogie plus de Hobbit etc, staat zowel in het Nederlands als in het Engels bij ons in de boekenkast.


In Nederland blijkt tegenwoordig ook voor Young Adults te worden geschreven. Net nog keek ik naar het oeuvre van Carry Slee (wat dankzij mijn verblijf in de V.S. volkomen aan me voorbij is gegaan) en ontdekte een promotiefilmpje voor een het tweede deel van een serie over ene Britt, een Young Adult die in dit nieuwe boek met haar vriendin een modebedrijfje begint. Carry Slee zit op de bank met een animatiefiguur, geen plat figuurtje, maar driedimensionaal. Hoe bestaat het! Dat is toch tovenarij, zou Slee een 'mage' zijn? Of zijn alles schrijvers dat eigenlijk, zoals ze ons in gedachten meenemen naar een plek buiten onze eigen omgeving?


Deze tekst van Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 17 april 2012

Organische Mandel Pesto

Een van mijn favoriete kruideniers, Trader Joe's verkoopt momenteel mooie basilicum, zowel gewoon als 'organic' d.w.z. zonder pesticiden geteeld. 

Een raar concept 'organically grown', alsof het niet bij alle groenten en fruit om organisch materiaal gaat, dacht ik jaren geleden, toen ik er voor het eerst mee geconfronteerd werd. Stel je voor, je ziet in Nederland bij de groenteboer de spinazie en aardappelen aangeprezen als organisch. Daar haal je toch even je wenkbrauwen bij op, of niet soms?
Enfin, de basilicum bij het filiaal op Capitol Hill zag er prachtig uit, de aantrekkelijke blaadjes leken naar me te lonken.

Wie hoort ook in gedachten ♪ Wat zullen we eten, wat zullen we eten?

Pasta met pesto, kip met pesto, boterhammetjes met pesto, allerlei mogelijkheden kwamen in gedachten. Meenemen! Omdat bladgroente een groot watergehalte bezit en daardoor nu eenmaal veel gifstoffen opneemt koos ik voor 'organic', en omdat ik uitslag krijg van pijnboompitten, gebruik ik amandelen.

Thuisgekomen heb ik meteen een pan met water op hoog vuur gezet, en de basilicumblaadjes in een flinke bak met koud water ondergedompeld. Van de steeltjes ontdaan liet ik ze even staan opdat eventueel zand naar de bodem kon zakken. Niet dat het nodig was trouwens. Onderwijl zette ik alles klaar wat ik nodig zou hebben om pesto te maken.
Nota Bene: 
1. De hoeveelheden zijn aangegeven in cups, table spoons (tbsp) en tea spoons (tsp). 
2. In plaats van een cup kun je een flinke mok gebruiken, en voor de table spoon een soeplepel, maar een Amerikaanse teaspoon bevat ongeveer 1.5 keer de inhoud van het Nederlandse theelepeltje. Niet dat het er bij dit recept zo nauw op aangekomt, het is allemaal ongeveer dit of dat. 

Benodigdheden:
2-3 cups losjes gevuld met blaadjes basilicum
2 knoflookteentjes
1-2 table spoons olijf olie
3-4 table spoons parmesaanse kaas
2-3 table spoons amandelmeel of geroosterde amandelen
vers sap van een halve citroen
eventueel zout en peper
Blender of staafmixer of een (liefst ruwe) vijzel
1 extra kom of pan gevuld met ijswater
Wanneer het water kookt zet je de pit op nul en leg je de uitgelekte blaadjes VOOR 1 MINUUT in het hete water. Vis de verlepte blaadjes eruit met een spatula of schuimspaan en dompel ze meteen onder in het ijswater. Daarna schep je ze daar weer uit en dep ze droog met schone theedoek of papieren handdoek. Vul de mengbeker met alle ingrediënten en maak het geheel fijn.

Omdat die hoeveelheid zelden in één keer op zal gaan is het een goed idee de pesto in te vriezen. Daartoe vet je een vorm voor ijsblokjes in met sla of olijfolie (met spray gaat prima). Vergeet niet achter te houden wat je meteen wilt gebruiken voor pasta en/of op je brood. Vul iedere holte met 1 tbsp pesto, dek het geheel af met plastic folie of een strakgetrokken zakje en zet het rechtop in het vriesvak. Na twaalf uur haal je de blokjes uit het bakje en stop je ze in een vriezerzak, klaar voor de volgende keer dat je verse pesto wilt gebruiken.

Klaar is Kees! Presto Pesto! 


Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 10 april 2012

Essay - Probeer het eens

"SC" no 63 2e jaargang maart '85
Theo Niekus, Amsterdams straatfotograaf en uitgever van fotomagazine Report, ken ik uit ons basisjaar aan de Rietveld Academie (1979), gaf zo’n 25 jaar geleden het blad SC uit. Hij legde destijds aan mij uit waar die twee letters voor stonden. Es Say -> Essay. Een aardige vondst van een beeldend kunstenaar/ fotograaf, maar daarmee wist ik nog niet wat een essay in hield of kon houden.

De uitgave van SC was beperkt, misschien niet veel groter dan het aantal schrijvers en kunstenaars die hun bijdragen aan de themanummers leverden. De paar extra exemplaren waren te koop bij Atheneum Nieuws Centrum. De redactie lag bij Theo en mijn buurvrouw Femma, die grafische vormgeving studeerde en ook de lay-out verzorgde. Dat gebeurde lang voor praktisch ieder huishouden een computer bezat en zeker voor het fenomeen desk top publishing opmars maakte. Lay-out was een kwestie van knippen en plakken en het blad SC werd aan Femmas keukentafel handmatig in elkaar gezet.

Hoewel Theo me uitnodigde om bijdragen te leveren, leek me dat, als beginnend schrijfster te hoog gegrepen. Pas vele jaren later durfde ik wat ik op papier zette —en dan nog schuchter— een persoonlijk essay te noemen, en dat voornamelijk dankzij Philip Lopate’s voorwoord bij de indrukwekkende  bloemlezing: The Art of the PersonalEssay — An Anthology from the Classical Era to the Present.

Volgens Lopate bezit het persoonlijk essay, met haar informele vorm en directe benadering —geschreven vanuit het oogpunt van de auteur—  een tijdloosheid die duidelijk maakt dat emotie door de eeuwen heen een zelfde waarde blijft behouden. Het is daarom dat ik mij niet geneer voor wat ik zelf eerder sentimentaliteit noemde.

Een goed (foto) essayist blijft ontroeren. 









Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 3 april 2012

Verleden maandag


In januari 2004 kwam ik thuis met in mijn koffer onder andere Dat oude Europa: een nieuwekeuze uit de maandagstukken van Kees Fens. Ik ben zuinig op aanvullingen voor mijn Nederlandse bibliotheek. Het was mijn bedoeling om de bundel essays niet in een keer, maar met tussenpozen van een week te lezen, zoals ze ook in de Volkskrant verschenen zijn. 


Volgens mijn leeslogboek was het meteen de eerste keer raak. Als een sentimentele emigrante hield ik het aangekomen op bladzijde 11 al niet meer droog, tranen rolden over mijn wangen. Kees Fens maakte me, ver weg in Seattle, met zijn relaas over Europese beschaving aan het huilen. 


Eerlijkheidshalve moet ik er bij vertellen dat de waterlanders me vaak hoog zitten wanneer ik over vaderlandse of Europese geschiedenis lees. Het onvolprezen maandblad Ons Amsterdam kan ik ook niet lezen zonder een doos Kleenex® aan mijn zijde. Huilen om wat voorbij is, heb ik altijd al gedaan. Lezen over het verleden ontroerd me al zo lang als ik me kan herinneren, als kind zat ik al te snotteren bij het lezen over vergane zaken. 

Geschiedenis raakt me nu eenmaal diep. Kees Fens weet bij mij dan ook een gevoelige snaar te raken. Reden genoeg om te reageren op wat hij geschreven heeft. In 2004 dacht ik aan de gedachten die zijn schrijven bij mij naar boven zouden brengen de titel: Verleden maandag.

De taal die professor Fens gebruikt is rijk, onvervuild,  beeldend; de wijze waarop hij al wat hij weet verweeft met nieuwe ervaringen maakt hem tot een boeiend essayist. Tijdens ons gesprek in Desmet destijd in 2004 (voor en nadat hij voor een radioprogramma werd ondervraagd over de rol van taal in het hedendaagse leven) vroeg ik hem of hij bekend was met het werk van Philip Lopate, zijn Amerikaanse collega. Fens zei meer op de hoogte te zijn met het werk van Engelse schrijvers dan Amerikaanse. 

Vervolgens hadden we het over wat mij na aan het hart komt, het willen vast houden van emigranten aan hun moedertaal. Hij kende dat fenomeen goed dankzij zijn in Duitsland geboren vrouw.

Terug in Seattle las ik in de New York Times een stuk over essayschrijvers waarin Philip Lopate natuurlijk als vooraanstaand voorbeeld werd genoemd. Dat stuk had ik aan Kees Fens hebben willen sturen, om te laten zien dat ik niet zomaar iemand noemde, en om aan te geven dat ik hem en Lopate op een niveau plaatste.


Dankzij Literair Nederland weet ik dat de Digitale Bibliotheek van Nederland (DBNL) tijdens de boekenweek van dit jaar een inventarisatie van de bibliotheek van Kees Fens (1929-2008) presenteert. Daar zal het werk van Lopate dus niet in voorkomen.



Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

vrijdag 30 maart 2012

Ter Herinnering aan Ferdinand Dorsman Kunst & Cultuur Minnaar en Mensch

VERLAAT MAAR NIET MINDER VERDRIETIG NIEUWS

Gisteren gaf ik aan twee in New York wonende Nederlanders een rondleiding in de door Rem Koolhaas - OMA/LMN ontworpen bibliotheek in Seattle. Toen we op de aluminium vloer van de referentieafdeling stonden, noemde ik —vanwege zíjn reactie op de zacht glanzende tegels— de naam van de Algemeen Directeur van Culturele Zaken van het Nederlands Consulaat in de Verenigde Staten.

"Ferdinand Dorsman is dood."

Dat zei één van de bezoekers, pardoes, zonder een voorzichtig voorbereidende inleiding. De rondleiding heb ik keurig afgerond, maar ik zat nog niet in mijn auto, of de tranen kwamen. Merkwaardig, want ik heb Ferdinand eigenlijk maar één keer ontmoet, maar hij heeft in die ene middag en avond een onuitwisbare indruk achtergelaten.

Sinds de opening van de 'Central Public Library' in 2004 geef ik als docent architectonische rondleidingen. September vorig jaar kreeg ik het verzoek vanuit de bibliotheek om iemand van het Consulaat in het Nederlands over de bibliotheek te vertellen. Na een paar mailtjes heen en weer vroeg Ferdinand of ik na de rondleiding iets zou willen gaan drinken.
Tegen de tijd dat we het publieke deel van het gebouw hadden bekeken liep het tegen zessen, en stelde hij voor dat we maar een hapje moesten gaan eten. In N.Y. was het uiteindelijk drie uur later dan in Seattle, hij had honger.
Waar had hij zin in?
Gewoon, goed Amerikaans, zei hij. In New York waren de restaurants zo fantastisch, en zijn partner kon ook heel lekker koken, dus dat viel moeilijk te overtroeven, dan maar liever lekker gewoon.

Onder het genot van een glaasje wijn bij Salty's, in West Seattle, met uitzicht op Elliott Bay and the Seattle skyline kwamen we er achter dat we niet alleen interesse in kunst en architectuur deelden, maar ook dat we een aantal gemeenschappelijke kennissen hadden. Terwijl we de Pacific Northwest zalm (uit Alaska) en heilbot peuzelend keurden, bleek dat we nog meer gemeen hadden. We waren allebei in Zandvoort geboren, ik in een piepklein huisje waarvan Ferdinands grootvader eigenaar was.

Na het eten zette ik hem af bij zijn hotel. We namen afscheid als oude vrienden, hij zei spoedig terug te zullen keren met zijn partnerd, dan zouden we de draad weer oppikken.
Een week of wat later ontving ik een boek over OMA en de Ambassade in Berlijn, waar Ferdinand met zoveel plezier gewoond en gewerkt had, in het begeleidend briefje had hij het over de toekomst.

Het doet me zo'n verdriet dat ik hem niet meer zal zien. Mijn gedachten gaan uit naar Giulio Bono, naar zijn zonen, en iedereen die om hem gaf.

Ferdinand Dorsman was a Mensch   

Nederland had zich geen betere kunstambassadeur kunnen wensen


In honor an memory of the late General Director of Culturele Affairs USA of the Consulate General of the Netherlands in New York, the Ministry of Foreign Affairs and CODART establish the Ferdinand ...











R.I.P. Ferdinand, you're remembered fondly.



Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 27 maart 2012

Een 'must' is geen moetje

Ontwerp boekomslag 1952, Eppo Doeve
Juist omdat ik in de VS woon probeer ik mijn Nederlands zo schoon mogelijk te houden. Gelijk een Vlaming zoek ik naar Nederlandse benamingen waar het maar kan. Om het adres van een webpagina door te geven spel ik: h-t-t-p dubbele punt, dubbele schrap. Resultaat: de aangesproken persoon weet niet wat ik met die schrap bedoel. Wanneer ik http: slash zeg, weet ze het wel.


Oef, daar ga ik met mijn goede gedrag.


Naarmate meer woorden uit de mondiale computertaal opgenomen worden in het Nederlands raakt de kloof tussen mij en de hedendaagse Nederlander op taalgebied groter. Als ik mijn moerstaal zou doorspekken met Amerikaanse uitdrukkingen, zoals Nederlanders dat tegenwoordig doen, dan zou mijn tong dusdanig in de war raken, dat ik wel degelijk zou gaan knauwen. 

Vasthouden aan “puur” Nederlands is voor mij een must. Ha, 'must'. Uitgesproken door een Nederlander is het een vogeltje gevolgd door de letter —t— terwijl ik geneigd ben het woord op zijn Amerikaans uit te spreken. Doe ik dat met alle Amerikaanse woorden, dan zal ik al snel als knauwend overkomen, want mijn tong moet zich in allerlei bochten wringen om de juiste uitspraak te vinden. Op de een of andere manier is zij taalgevoelig en taalvast. Mijn tong gaat haar eigen weg zo gezegd. 

Nederlands is Nederlands, Amerikaans is Amerikaans. Vermeng ik beide talen, dan raakt mijn tong in de knoop en klink ik als een Amerikaan die Nederlands heeft geleerd.

Zo voel ik me voor een dilemma geplaatst: Ga ik met de tijd mee door Amerikaanse termen te gebruiken, dan zal ik klinken als een emigrante met een Amerikaanse accent, doe ik dat niet, dan komt mijn taalgebruik ouderwets over.
Het is dan ook een verademing om het werk van hedendaagse (levende) schrijvers tegen te komen, die vasthouden aan hun moerstaal zoals zij die geleerd hebben, kennen en bespelen als een goedgestemd instrument. De schrijvers van wie ik boeken mee neem naar Amerika, helpen me om accentloos Nederlands te blijven spreken. 

Gaat die vlieger ook op voor je/u?


Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

dinsdag 20 maart 2012

Loop naar de pomp

Tijdens bezoekjes aan Nederland krijg ik vaak te horen dat men verbaasd is dat ik accentloos Nederlands spreek. Zelf geeft de spreker dan een knauwend voorbeeld hoe ik had kunnen klinken na zoveel jaren in Amerika te hebben gewoond.

Hoe behoud je contact met je moerstaal wanneer je in een ander taalgebied woont?

Mijn antwoord daarop: door Nederlandse literatuur te lezen en liefst hardop. In 1976, toen ik na een twee en een half jaar durend verblijf in Los Angeles terugkeerde in Amsterdam, sprak ik dankzij de beperkte Nederlandse afdeling van de openbare bibliotheek aldaar, als een personage uit een roman van Couperus, of hooguit  een ietsje moderner à la Vestdijk.

Een neerlandica die ik op een feestje ontmoette, vond mijn uitspraak belachelijk, 'spreektaal klinkt niet zo,' vertelde ze me. Loop naar de pomp, dacht ik, in goed, onbekakt Nederlands (en tevens niet te vertalen).


Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

zondag 1 januari 2012

Geslepen Gelukkig Nieuwjaars Wensen

Het vuurwerk uit mijn jeugd bestond uit rotjes


Toen ik als tien-jarige met mijn ouders in Drenthe terecht kwam, kregen we tijdens de jaarwisseling te maken met twee nieuwe begrippen. Slepen en het groepsgewijs Gelukkig Nieuwjaar wensen. 


Slepen betekende dat al wat niet binnengebracht of vastgeklonken was, weggehaald kon worden door wat de ouderen vergoelijkend de jeugd noemden. Zo waren wij na onze eerste Oud en Nieuw op de Roderesch de kar, waarmee mijn vader uit rijden placht te gaan, kwijt. Hij was ziedend, hij had de wagen nota bene bij het paard in de weide gezet. O, ja, en mijn fiets hing in de berk bij de oprit naar ons huis.

Op 1 januari kwamen de opgeschoten jongens, waarschijnlijk dezelfden die de wagen vanachter het gesloten hek hadden weggesleept, vertellen dat de kar een paar kilometer verderop was gesignaleerd. Zij wilden hem, tegen betaling natuurlijk, wel terughalen.


Mijn ouders gingen er vanuit dat het groepsgewijs Nieuwjaar wensen iets typisch Drents was. Niet veel later begreep ik dankzij de buren zelf, dat zij het een goede manier vonden om de jongsten het huis uit te krijgen opdat ze zelf even konden vrijen. Wat dat precies betekende wist ik niet, enkel dat je er geen kinderen bij kon gebruiken.

Omdat de tweeling 'van hiernaast' alle inwoners van het gehucht kenden, klopten ze ook letterlijk bij iedereen op de deur. Van vage bekenden kregen we ieder twee of drie centen, van kennissen een stuiver of soms een dubbeltje, van familie of vrienden van de tweeling een kwartje en heel, heel soms trok een wat aangeschoten buur de beurs uit de kontzak om er een gulden uit te halen. 

We waren met dat van deur tot deur gaan de hele middag zoet, letterlijk volgestopt met oliebollen, 'Nieuwjaarsrolletjes', en mierzoete kinderlikeur. Tegen de avond kregen we soms een hartig hapje; een stukje kaas, worst, of een paar zoute stokjes. Het allerlekkerste vond ik toch de Nieuwjaarsrolletjes, helemaal wanneer ze gevuld werden met slagroom.


Bestaan gebruiken zoals slepen en gelukkig Nieuwjaar wensen nog? 
Was het iets voor heel Drenthe, of enkel iets wat in ons gehucht plaatsvond?



  
Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.