zaterdag 9 juni 2012

Ajax, de Joden, Nederland - geleende titel


Mispogelogie, wie kent het niet? 

Mijn vader zei altijd dat Max en Jaap van Praag achterneven waren, en Maud van Praag, die quizmaster Theo Eerdmans assisteerde, een achternichtje. En eigenlijk waren alle overlevende Jidden die mijn vader kende een beetje familie van ons. Zonder twijfel durf ik te stellen dat het was vanwege het gebrek aan echte eigen mispoge. 

Simon Kuper geeft dat mooi weer in zijn boek Ajax, de Joden, Nederland. Voor Maup Caransa bijvoorbeeld was Ajax net een goeie familie.

Leden en afstammelingen van mijn vaders familie begon ik pas tegen te komen in 1990. Eerst ontmoette ik bij vrienden in Los Angeles mijn nicht Beatrice, de enig overlevende van het gezin van mijn vaders zus Beppie en haar man Simon. Het idee familie te hebben van mijn vaders kant was me nog flink vreemd. Toch had ik plotseling twee achternichtjes, die ik in de loop der jaren zo nu en dan heb ontmoet, in L.A., in Parijs en Amsterdam. De groei van de nieuwste spruit aan hun tak kunnen we dankzij technologie volgen.

In 1993 kwam ik voor het eerst in contact met mijn halfbroer Max (Maupie), en wel in Amsterdam, terwijl hij nog voor mijn geboorte Canadees staatsburger was geworden. Na zijn pensionering reisde hij als "snow bird" tussen Vernon, BC, Canada en Laughlin, Nevada en daardoor zag ik hem, nadat ik met mijn man naar Seattle was verhuisd, tot zijn overlijden in 2002, zo'n twee maal per jaar. Zijn zoon Ron, die uit Japan was gekomen om zijn vader in levende lijve te ontmoeten leerden we pas kennen in oktober 2002. We hebben, in het bijzijn van mijn man, Max zijn as verspreid op het water tussen de kust van B.C., de V.S. en Vancouver eiland.

In 2000 kreeg ik een mailtje uit België, 'Nee, u kent mij niet,' begon de tekst geschreven door Kristien, de vrouw van ene Karel. Na haar stamboomonderzoek bleek hij een volle neef van mij te zijn. Dankzij een dineetje bij hen thuis leerde ik zijn oomzegger Julien kennen. Online kreeg ik bovendien contact met Peter, één van Karels kinderen.

In 2002 ontving ik in antwoord op mijn oproep in de Benjamin, het blaadje van het JMW een brief van mijn volle nicht Edith, waarna ik haar in Rotterdam belde en we lange tijd spraken. 'Volgende keer bel ik jou,' zei ze. 

In september 2010 maakte haar zus Lily contact met me d.m.v. een vriend van haar die een berichtje postte op de door JHM gelanceerde Joodse community pagina. Toen hoorde ik pas dat Edith niet lang na ons gesprek was overleden, en over het bestaan van Edith's twee dochters, Marion en Leticia, en Lily's dochters Lilian en Mary-Ann. Die vier achternichtjes (van mijn leeftijd) hebben allemaal een partner, en drie van hen hebben tezamen zes kinderen. De drie van Leticia en haar zelf heb ik al ontmoet, heerlijke herkenning in gedeelde interessen, en toch ook geschiedenis. Ik hoop de andere familieleden ook te mogen leren kennen.

Nog was de ontdekkingstocht niet voorbij. Vorig jaar september werd ik verrast door wederom een e-mail uit België. Slechts een paar maanden na het overlijden van neef Karel, maakte zijn oudere broer Julien contact met mij (hun oudste broer Maurits was al overleden). Wij hebben de eerste weken praktisch dagelijks met elkaar van gedachten gewisseld, na een paar maanden wekelijks, tot zijn overlijden in Mei hebben we zo'n 160 mailtjes aan elkaar gestuurd. In hem vond ik een  ouder familielid waarin ik zowel mijn vader als mijzelf herkende. En dankzij Julien heb ik kennis gekregen aan zijn dochter Martina en zoon Martin. 


Na jaren blijk ik toch een eigen mispoge te hebben, mijn vader moest eens weten.




Deze tekst door Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.