maandag 10 oktober 2016

De vuile was buiten hangen met GoFundMe

'Je moet meer zeeppoeder 'brûken vrouw van Praag,' riep de op zijn fiets passerende boer naar mijn moeder. Ze schudde 't hoofd, en maakte met een gebaar kenbaar niet te weten waar hij het over had. De mans kritiek was gericht op de ongebleekt katoenen lakens die mama aan de lijn naast het huis aan het ophangen was.
'Die stommeling,' zei ze tegen mij, 'die vent begrijpt niet hoe slecht bleekwater is voor het milieu.' Zij wist waarom ze voor natuurvriendelijke producten koos, en voelde zich niet beschaamd.

Terwijl de lakens na iedere wasbeurt witter werden, was dat niet het geval met het ondergoed, dat bleef na aankoop nooit zo wit als dat van andere huisvrouwen, die in de landelijke omgeving, behalve lakens ook hun onderbroeken en hemden trots in de wind lieten opbollen. Dat kon alleen niemand zien, want die hing mama niet buiten, misschien kwam dat haar wat tè na, in ieder geval vond ze het niet kies, ook al was het schoon, en niet vies.

Het gezegde, 'hang je vuile was niet buiten',  vond ik maar raar, waarom zou je dat willen doen? Pas toen we verhuisden van de boerderij op het grenspunt van Groningen, Friesland en Drenthe, waar we vanuit Amsterdam terecht waren gekomen, naar een huis in een Drents gehucht, werd me duidelijk wat het betekende.

Terwijl midden in de weilanden, behalve onze ménagerie en grazende koeien en paarden, weinigen mijn vader te keer hadden kunnen horen gaan, stonden onze nieuwe, en letterlijk naaste buren; grootouders, hun volwassen kinderen, en de kleinkinderen plotseling op het tuinpad naar mijn vaders tirades te luisteren.
'Weet je wel dat het niet mooi is wat je vader zegt?' vroeg het buurmeisje me later.

Schelden en tieren was misschien niet hetzelfde als de vuile was buiten hangen, dat mijn vader last had van een kampsyndroom, was een probleem waar anderen niets mee te maken hadden. 

De manier waarop in mijn FOO ('family of origin') met problemen werd omgegaan, heeft er toe bijgedragen dat ik nooit goed heb geweten hoe ik om hulp kan vragen, zelfs niet wanneer die hulp heel erg welkom zou zijn. Laat ik zeggen dat daar de afgelopen tijd verandering in is gekomen.

Je bent nooit te oud om iets te leren.

Eind september ging mijn man na lang ziek te zijn geweest, voor het eerst sinds maart 2015, weer aan het werk. 'Low & slow', had zijn neuropsycholoog gezegd, niet meer dan 4, of 5-uur per dag. Tot nu toe heeft hij totaal tien halve dagen gewerkt, maar wat heerlijk dat hij weer aan de slag is!

Zijn collega en onze vriend John Hudson vroeg hem voorzichtig tijdens een lunchpauze, of hij er iets op tegen zou hebben als John met de pet langs zou gaan, en zou Judith dat vervelend vinden?
'Dat denk ik niet, ik denk dat ze het fijn zou vinden,' zei Gary.

De volgende morgen kwam ik er via Facebook tot mijn verbazing achter dat John een GoFundMe campagne was gestart. Vond ik het erg? Nee, in tegendeel, en iedere keer dat er iemand een bijdrage stort voel ik weer even vlinders in mijn buik.

Laten weten dat je hulp nodig hebt kan moeilijk zijn, mensen de gelegenheid geven om je te helpen, heeft een veel positiever effect dan je voor mogelijk houdt. 

Sterk zijn, en op je tanden bijten, dat is mooi, maar als je dat lang moet doen, dan word je erg moe, en als je uitgeput bent, dan val je er uiteindelijk bij neer. Daar is niemand bij gebaat. En laten we wel wezen, erkennen een probleem te hebben, ziek te zijn, of onder mantelzorg door gaan, dat is niet hetzelfde als —de vuile was buiten hangen.

En wat betreft mijn moeder, ik ben trots dat ze zo milieubewust was, en ook om hoe ze altijd voor mijn vader heeft gezorgd. 


Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

zondag 1 mei 2016

Na-oorlogs kind deelt en verbergt traumatisch verhaal van ouders

Een lang verhaal.
Het was eind jaren zeventig, Yuri Voogd had me in Café Frascati aan Harry de Winter voorgesteld. Harry en ik raakten in gesprek en ik vertelde hem hoe ik als zevenjarige met mijn ouders van Mokum naar het hoge —nog niet ontsloten— noorden was verhuisd, dat ik mijn vaders woorden 'er is niemand meer' letterlijk nam, en dacht dat wij tweetjes de enige overlevende Joden waren. Hand in hand keken we naar de Laatste der Mohikanen, allebei huilend toen de film voorbij was.
Frascati ging dicht en ik was pas aan het begin van onze Exodus; ik zette mijn verhaal voort aan een tafeltje van een heel rustig Mazzo, het zal een maandagavond zijn geweest. Toen ik mijn verhaal had gedaan hebben we nog een broodje shoarma gegeten bij Cohen. Je moet dat verhaal opschrijven, zei Harry, ik leen je wel een typemachine.
Early IDTV Digs
Brother help! 
De eerstvolgende vrijdagmiddag tegen vijf uur fietste ik naar het allereerste kantoor van IDTV op de Kloveniersburgwal (in mijn herinnering op de hoek bij de Amstel), en kreeg een elektrische Brother typemachine met reserve lint cassette mee. Tijdens het weekeinde typte ik het begin van mijn verhaal. Brother! Dat tikte veel lekkerder dan de draagbare Remington die mijn vader me gaf  op mijn elfde verjaardag. Op maandag leverde ik de Brother weer in op de Kloveniersburgwal.

Harry was mijn eerste sponsor!
Eerste notities verhaal
Toen het verhaal af was durfde ik het niet te delen. Zo'n tien jaar na mijn vertelling gaf ik hem in handen wat ik geschreven had. Niet lang daarna stelde hij me tijdens een verjaardagsfeestje voor als schrijfster van IDTVs nieuwe film. Ik kreeg het Spaans benauwd. Bang te zullen worden gevonden —zo diep zat die angst voor vervolging er in— repte ik me naar het IDTV pand aan de Sarphatikade om mijn materiaal terug te vragen. Zijn dramaturge had er nog niet naar kunnen kijken, zei ze. Gelukkig maar, dacht ik toen.

Eindelijk uit de kast?
Volgend jaar bestaat ID-TV 40 jaar. Het is tijd dat ik uit de onderduik kom met mijn verhalen, het zijn er nu heel veel meer; een biografie over mijn vader; een roman over hem en moeder, hoe zij hem er toe bracht beeldend kunstenaar te worden; een autobiografische roman over het opgroeien met een vader die twee wereldoorlogen overleefde en een moeder die chronisch psychotisch was, en hoe die ervaring mij klaarstoomde om later, heel veel later de ergste ervaringen te kunnen doorstaan.
Ja, het is hoog tijd.
Waarom het veertig jaar heeft geduurd is een verhaal op zich.


Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.