'Je moet meer zeeppoeder 'brûken vrouw van Praag,' riep de op zijn fiets passerende boer naar mijn moeder. Ze schudde 't hoofd, en maakte met een gebaar kenbaar niet te weten waar hij het over had. De mans kritiek was gericht op de ongebleekt katoenen lakens die mama aan de lijn naast het huis aan het ophangen was.
'Die stommeling,' zei ze tegen mij, 'die vent begrijpt niet hoe slecht bleekwater is voor het milieu.' Zij wist waarom ze voor natuurvriendelijke producten koos, en voelde zich niet beschaamd.
Terwijl de lakens na iedere wasbeurt witter werden, was dat niet het geval met het ondergoed, dat bleef na aankoop nooit zo wit als dat van andere huisvrouwen, die in de landelijke omgeving, behalve lakens ook hun onderbroeken en hemden trots in de wind lieten opbollen. Dat kon alleen niemand zien, want die hing mama niet buiten, misschien kwam dat haar wat tè na, in ieder geval vond ze het niet kies, ook al was het schoon, en niet vies.
Het gezegde, 'hang je vuile was niet buiten', vond ik maar raar, waarom zou je dat willen doen? Pas toen we verhuisden van de boerderij op het grenspunt van Groningen, Friesland en Drenthe, waar we vanuit Amsterdam terecht waren gekomen, naar een huis in een Drents gehucht, werd me duidelijk wat het betekende.
Terwijl midden in de weilanden, behalve onze ménagerie en grazende koeien en paarden, weinigen mijn vader te keer hadden kunnen horen gaan, stonden onze nieuwe, en letterlijk naaste buren; grootouders, hun volwassen kinderen, en de kleinkinderen plotseling op het tuinpad naar mijn vaders tirades te luisteren.
'Weet je wel dat het niet mooi is wat je vader zegt?' vroeg het buurmeisje me later.
Schelden en tieren was misschien niet hetzelfde als de vuile was buiten hangen, dat mijn vader last had van een kampsyndroom, was een probleem waar anderen niets mee te maken hadden.
De manier waarop in mijn FOO ('family of origin') met problemen werd omgegaan, heeft er toe bijgedragen dat ik nooit goed heb geweten hoe ik om hulp kan vragen, zelfs niet wanneer die hulp heel erg welkom zou zijn. Laat ik zeggen dat daar de afgelopen tijd verandering in is gekomen.
Je bent nooit te oud om iets te leren.
Eind september ging mijn man na lang ziek te zijn geweest, voor het eerst sinds maart 2015, weer aan het werk. 'Low & slow', had zijn neuropsycholoog gezegd, niet meer dan 4, of 5-uur per dag. Tot nu toe heeft hij totaal tien halve dagen gewerkt, maar wat heerlijk dat hij weer aan de slag is!
Zijn collega en onze vriend John Hudson vroeg hem voorzichtig tijdens een lunchpauze, of hij er iets op tegen zou hebben als John met de pet langs zou gaan, en zou Judith dat vervelend vinden?
'Dat denk ik niet, ik denk dat ze het fijn zou vinden,' zei Gary.
De volgende morgen kwam ik er via Facebook tot mijn verbazing achter dat John een GoFundMe campagne was gestart. Vond ik het erg? Nee, in tegendeel, en iedere keer dat er iemand een bijdrage stort voel ik weer even vlinders in mijn buik.
Laten weten dat je hulp nodig hebt kan moeilijk zijn, mensen de gelegenheid geven om je te helpen, heeft een veel positiever effect dan je voor mogelijk houdt.
Sterk zijn, en op je tanden bijten, dat is mooi, maar als je dat lang moet doen, dan word je erg moe, en als je uitgeput bent, dan val je er uiteindelijk bij neer. Daar is niemand bij gebaat. En laten we wel wezen, erkennen een probleem te hebben, ziek te zijn, of onder mantelzorg door gaan, dat is niet hetzelfde als —de vuile was buiten hangen.
En wat betreft mijn moeder, ik ben trots dat ze zo milieubewust was, en ook om hoe ze altijd voor mijn vader heeft gezorgd.
Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.