Tientallen jaren geleden leerde ik in Cafe Frascati in Amsterdam een man kennen die een fervent wielrenner bleek te zijn. We moesten maar eens een tochtje maken, Ronde Hoep bijvoorbeeld vond hij, maar niet op mijn Omafiets, dan zou ik hem niet bij kunnen houden.
Tijdens een bezoekje aan mijn moeder in Drenthe, kocht ik bij haar in het dorp een Peugeot racefiets. Eigenlijk was die 24" te groot voor mij, maar na wat sleutelen kon ik sturen, trappen en zitten, of liever nog 'hangen' want dat deed je op een racefiets zei Lex tijdens ons eerste ritje.
Als een goede leerling deed ik alles om mijn meester te behagen. Ik mocht dan vanaf mijn zevende al alleen op de fiets van en naar school hebben gereden, zo'n 16 km. per dag, er viel nog heel wat te leren. Liever niet duwen op die pedalen zoals ik op mijn gewone fiets gewend was te doen tegen de wind in, of om een brug op te komen, maar je voeten optrekkend —wat kon dankzij de toe clips.
Kontje draaien op het zadel mocht ook niet, je moest als het ware op je bekken hangen. Daar krijg je dus een slapende doos van vond ik al snel uit. En dan was er nog dood zitten, dat was je van het, als ik dat zou kunnen ervaren!
Na een paar uitjes met Lex moest ik een tijdje van fietsen afzien, want mijn schouder raakte ontstoken vanwege het te ver afstaande stuur. Toch heb ik de moed niet opgegeven, racen bleek een uitstekende remedie tegen depressie, en in moeilijke tijden heb ik als lange afstandsfietser een groot deel van Nederland aan me voorbij zien schieten.
Lex aka Alex Roeka zal deze dagen wel weer even gekluisterd als destijds aan de buis zitten, en ik, ik kijk op mijn Macje vanuit Seattle mee.
Deze tekst by Judith van Praag is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.